A.
Dit is de verheven eredienst in de Christelijke
Kerk, het toppunt van christelijke verering, het
hoogtepunt van christelijke ervaring waar vrome
gelovigen in innige gemeenschap treden met hun
levende Heer. Door de eeuwen heen heeft de Kerk dit
sacrament beschouwd als de opperste
handeling van de gemeenschappelijke eredienst.
B.
Door dit sacrament nuttigen wij het gezegende
lichaam van onze Heer en drinken Zijn kostbaar
bloed in de gedaanten van brood en wijn.
C.
Het wordt genoemd: de heilige communie, de Maaltijd
des Heren, het lichaam en bloed van
Christus,
de eucharistie.
EREDIENST IN HET OUDE TESTAMENT
A. De
offeranden die Melchisedek opdroeg:
De enige keer dat er in het Oude Testament gesproken
werd over offers van brood en wijn:
"En Melchisedek, de koning van Salem, bracht brood
en wijn, hij nu was een priester van God, de
Allerhoogste" (Gen. 14:18). Daarom wordt er van
onze Heer getuigd: "Gij zijt priester in
eeuwigheid naar de ordening van Melchisedek" (Heb.
5:6,10; 7:17).
B.
Het Paaslam dat de kinderen van Israël offerden op
de vooravond van hun uittocht uit Egypte en dat zij
elk jaar plachten te offeren: "Ook ons
paaslam is geslacht: Christus"(1 Cor. 5:7);
"De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en zeide:
Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt"
(Joh. 1:29); "Voorwaar, voorwaar,
Ik zeg u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel
gegeven, maar Mijn Vader geeft u het ware brood uit
de hemel" (Joh. 6:32); "Dit is het brood, dat
uit de hemel nedergedaald is; niet gelijk de vaderen
gegeten hebben en gestorven zijn; wie dit brood eet,
zal in eeuwigheid leven" (Joh. 6:58).
INSTELLING VAN HET SACRAMENT
Het
behaagde onze Heer om dit sacrament bij een zeer
gedenkwaardige gelegenheid in te stellen.
De
evangelist heeft ons verteld dat Hij het instelde
bij de nadering van het paasfeest, dat als het
grootste feest van de joden beschouwd werd, en dat
een voorafbeelding was van het offer van Hemzelf.
Het
werd ook direct voor Zijn dood ingesteld en op de
avond van zijn lijden, toen Hij op het punt stond
Zichzelf te geven voor het leven van de wereld:
"... dat de Here Jezus in de nacht dat Hij werd
overgeleverd, een brood nam, de dankzegging
uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn Lichaam
voor u,, doet
dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker
(kelk), nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij
zeide: Deze beker is het nieuwe Verbond in mijn
bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot
mijn
gedachtenis" (1 Kor. 11:23-25).
HET
ZICHTBARE TEKEN
Er zijn
twee zichtbare tekenen in dit sacrament:
- Het
brood.
- De
wijn.
In de
liturgische viering van de eucharistie zijn vooral
die gebeden belangrijk, waardoor de Heilige Geest op
het brood en de wijn
neerdaalt en ze verandert in
het lichaam en bloed van de Heer. Het
brood moet van zuivere tarwe gemaakt zijn, gezuurd,
omdat het sacrament werd ingesteld in een tijd dat
alle joden gezuurd brood aten.
De wet
schreef bij de instelling van het Paasfeest voor,
dat Israël op de avond van de veertiende dag van de
maand, een feestmaal zou houden, en daarbij
ongezuurd brood zou eten: "Een gaaf, mannelijk,
eenjarig stuk kleinvee moet gij nemen; gij kunt dit
nemen van de schapen of van de geiten. En gij zult het
bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan
zal de gehele vergadering der gemeente van Israël
het slachten in de avondschemering. ...
Op de
veertiende dag der maand, des avonds, zult gij
ongezuurde broden eten, tot aan de eenentwintigste
dag der maand, des
avonds. Zeven dagen zal er geen
zuurdeeg in uw huizen gevonden worden, want ieder,
die iets gezuurds eet, zo iemand zal uit de
vergadering van Israël worden uitgeroeid, hetzij het
een vreemdeling hetzij hij in het land geboren is"
(Ex.
12: 5,6,18-19).
Maar
het sacrament werd ingesteld op de dertiende dag van
de maand, volgens veel citaten in de evangeliën, daarom is het zichtbare teken brood. De
evangeliën en de brieven van de apostelen verklaren telkens
dat Jezus "een brood nam en de zegen uitsprak"
(Mt.
26:26, Mc. 14:22, Luc. 22:19, 1 Kor. 11:23, enz.).
Telkens
wanneer het woord "brood" wordt genoemd, betekent
het gezuurd brood, dus gewoon brood.
Daarom
bestaat onze communie uit gewoon brood dat bereid
wordt met drie ingrediënten: zuiver
tarwemeel, water en gist.
EN DE
WIJN MOET ZIJN, ZEER ZUIVER; DE VRUCHT VAN DE
WIJNSTOK.
"En Hij
nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun
die en zeide: Drinkt allen daaruit. Want dit is het
bloed van Mijn Verbond, dat voor velen vergoten
wordt tot vergeving van zonden. Doch Ik zeg u, Ik zal
van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van
de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met
u nieuw zal drinken in het Koninkrijk van Mijn
Vader" (Mt. 26:27-29). De wijn wordt vermengd met
water, omdat de Heer het zo gebruikte, en omdat het
op deze wijze overeenkomt met het bloed en het water
die uit de zijde van de Heer kwamen(Joh. 19:34).
DE
ONZICHTBARE GENADEN
*
Wij hebben deel aan het lichaam en bloed van onze
Heer, God en Verlosser Jezus Christus.
*
Wij krijgen het geestelijk voedsel dat ons helpt te
groeien in genade en in de kennis van onze Heer,God
en Verlosser
Jezus Christus: "Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens;
wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in
Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. Want mijn vlees
is ware spijs en Mijn bloed is ware drank"
(Joh. 6:35,55).
*
Wij ontvangen vergeving van zonden: "En Hij nam een
beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit. Want dit is het
bloed van Mijn Verbond, dat voor velen vergoten
wordt tot vergeving van zonden" (Mt. 26: 27-28).
*
Wij wonen in Christus, en Christus woont in ons:
"Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijf in
Mij en Ik in hem" (Joh. 6:56).
*
Wij krijgen Heilige Gemeenschap met Christus zelf,
met onze medegelovigen en met de gehele Kerk
op aarde, met de heiligen rondom de troon van God,
met de engelen en aartsengelen en alle hemelse
heerscharen. De heilige communie vertelt ons dat
Gods verlossing tot ons komt in gemeenschap met onze
medemensen. Als men het wezenlijk begrijpt, is dit
geen individueel eerbetoon, maar de
gemeenschappelijke maaltijd van de familie van God,
onze Vader. "Omdat het een brood is, zijn wij, hoe velen ook,
een lichaam; wij hebben immers allen deel aan
het ene brood" (1 Kor. 10:17).
*
Ons wordt het ware leven gegeven in deze wereld. Als
de rank niet aan de wijnstok blijft, kan hij
geen leven hebben. "Jezus dan zeide tot hen:
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees
van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt,
hebt gij geen leven in uzelf. Zo zal ook hij, die
Mij eet, leven door Mij" (Joh. 6: 53-57).
"Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft
eeuwig leven en ik zal hem opwekken ten jongsten dage.
Wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven" (Joh.
6:54,58).
DE
VERANDERING VAN BROOD EN WIJN
Wij
geloven dat na het gebed het brood en de wijn
geestelijk veranderd worden in het lichaam en bloed van
onze Heer Jezus Christus. Daarom aanschouwen wij
niet louter brood en wijn op het altaar, maar
waarlijk het lichaam en bloed van de Heer, in de
gedaanten van brood en wijn. De Heer is aanwezig
door de verandering van het brood en de wijn in Zijn
gezegend lichaam en kostbaar bloed.
Waarom geloven wij dit zo? Omdat onze Heer het zelf
zo gezegd heeft, en omdat onze kerkvaders het ook zo
vonden, zoals wij
hieronder vermelden:
DE
BIJBEL
Alles
wat in de Bijbel vermeld is, wordt door ons als
basis genomen voor onze leer.
De
joden, tot wie de Heer sprak over het levende brood,
namen Zijn woorden letterlijk, toen zij Jezus hoorden
zeggen: "Ik ben het levende brood, dat uit de hemel
nedergedaald is. Indien iemand van dit brood
eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat
Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der
wereld" (Joh. 6:51), begonnen zij onderling te
strijden en zeiden: "Hoe kan deze ons zijn vlees te
eten geven?" (Joh. 6:52). Hadden zij zich
vergist door Zijn woorden letterlijk te nemen,
dan zou de Heer hun wel
de door Hem bedoelde ware betekenis verteld hebben.
Maar Hij begon in tegendeel dezelfde leer
krachtiger en duidelijker te herhalen:
"Jezus
dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u,
tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en
zijn bloed drinkt, hebt gij
geen leven in uzelf. Wie
mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig
leven en Ik zal hem opwekken ten jongste dage. Want
mijn
vlees is ware spijs en mijn bloed is ware
drank" (Joh. 6:53-55).
De
discipelen, die de woorden van de meester ook
letterlijk opvatten en niet konden begrijpen hoe zij het
lichaam van de Heer zouden kunnen eten en Zijn bloed
drinken, begonnen te morren en zeiden:
"Deze
rede is hard, wie kan haar aanhoren?" (Joh. 6:60).
Maar de Messias begon hen te overtuigen van de
werkelijkheid van Zijn leer en zeide tot hen:
"Geeft u dit aanstoot? Wat dan, indien gij de Zoon des
mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren
was?" (Joh. 6:61-62).
Toen de
Heer de heilige communie aan Zijn discipelen gaf,
"nam Hij een brood, sprak de zegen uit, brak het en
gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet,
dit is mijn lichaam. En Hij nam een beker, sprak de
dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt
allen daaruit. Want dit is het bloed van Mijn
Verbond" (Mt. 26:26-28).
Op dat
moment hoefde de Heer niet in gelijkenissen of
beeldspraak te spreken,daar het zijn laatste dag was
met hen: "Zijn discipelen
zeiden tot Hem: Zie, nu
spreekt Gij vrijuit, zonder beeldspraak te
gebruiken"(Joh. 16:29).
St.
Paulus zegt: "Is niet de beker der dankzegging,
waarover wij de dankzegging uitspreken, een
gemeenschap met het bloed van Christus? Is niet het
brood, dat wij breken, een gemeenschap met het lichaam
van Christus?" (Kor. 10:16).
Dan
herhaalt hij dezelfde woorden die Christus gebruikte
toen Hij het sacrament instelde: "Want zelf heb ik
bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik weder
overgegeven heb, dat de Heer Jezus in de nacht,
waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de
dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is
mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis.
Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen
was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond
in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die
drinkt,
tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood
eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des
Heren, totdat Hij komt. Wie dus op onwaardige wijze
het brood eet of de beker des Heren
drinkt,
zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des
Heren"
(1 Kor. 11:23-27).
Dit
zijn zeer duidelijke woorden die laten zien dat elke
keer dat wij de heilige communie ontvangen, wij
deelachtig zijn aan het lichaam en het bloed van
Christus.
* De
besluiten van de vroege synoden die gehouden werden
door onze kerkvaders. Het Concilie van Nicea
meldde: "Wij moeten niet naar het brood en
de beker op de heilige tafel kijken alsof zij louter
brood en wijn zijn, maar moeten onze geest verheffen
boven de zintuigen, en door het geloof beseffen dat
hier het lam Gods rust die de zonden der wereld
wegneemt, geslacht door de priesters,
en dat wij deelachtig zijn aan het ware lichaam van
de Heer en Zijn ware bloed."
* De
derde kerkvergadering die te Efese gehouden werd
bevestigde de boodschap van St. Cyrillus, Patriarch
van Alexandrie, die luidde als volgt: "Wij
erkennen dat de eniggeboren Zoon van God, onze Heer
Jezus Christus in het lichaam gestorven is, wij
belijden Zijn opstanding en verrijzenis naar de
hemelen en wij offeren in de kerken het onbloedig
offer. Aldus naderen wij tot de gezegende
sacramenten en wij worden geheiligd wanneer wij het
gezegende lichaam van onze Heer Jezus
Christus en zijn kostbaar bloed nuttigen."
Een
van de kerkvergaderingen verklaart dat het onbloedig
offer, dat opgedragen wordt ter gedachtenis aan de
Verlosser en de gezegende vleeswording, nooit door
de heilige apostelen noch door de voorvaders "de
gedaante van Christus' lichaam genoemd werd. Evenmin
werd hun geleerd om dit te verkondigen, maar zij
wisten dat Hij had gezegd:
"Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des
mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven
in uzelf" Hij zei niet: "de gedaante van mijn
lichaam".
Noch de Heer noch de apostelen spraken over de
"gedaante van Christus' lichaam en bloed",
maar zij spraken over het ware lichaam en het ware bloed.
Elke keer dat erover gesproken wordt als brood
en wijn, geldt dit het brood en de wijn voor het
gebed.
DE
HEILIGE COMMUNIE ALS OFFER
1. Wij
geloven dat dit sacrament een onbloedig offer is dat
voor onze verlossing opgedragen wordt. Dit kunnen
wij bewijzen uit het volgende:
*
Toen onze Heer het sacrament instelde, zei Hij: "Dit
is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. Deze
beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor
u uitgegoten wordt" (Luc. 22:19,20).
* Dit
offer van het Nieuwe Testament werd voorzegd in het
Oude Testament: "Want van waar de zon opkomt
tot waar zij ondergaat, is mijn naam groot onder de
volken, allerwege wordt mijn naam reukwerk
gebracht en een rein spijsoffer, want groot is mijn
naam onder de volken, zegt de Here der heerscharen"
(Mat. 1:11).
Het is duidelijk dat de profeet hier spreekt van een
nieuwe offerande die in de tijd van het Evangelie geofferd moest worden.
* Het
Concilie van Nicea noemde de heilige communie het
onbloedig offer: "Noch de Heer, noch de
apostelen, noch de kerkvaders noemden het heilig
onbloedig offer een teken, maar zij noemden het
altijd het ware vlees en het ware bloed van de
Heer."
2. Dit
offer is gesteld aan dat waarmee geofferd werd aan
het kruis. Johannes Chrysostomus zegt: "Onze
grote Hogepriester offerde het offer dat ons
gereinigd heeft. Sindsdien dragen ook wij dit zelfde
offer op." Er zijn enige verschillen tussen
dit offer en het offer dat aan het kruis geofferd
werd:
*
Onze Heer bracht een zichtbaar offer aan het kruis,
terwijl in de heilige communie Hij een onzichtbaar
offer brengt in de gedaanten van brood en wijn.
* Aan
het kruis bracht Hij een bloedig offer door het
uitstorten van Zijn eigen bloed; in de heilige
communie brengt Hij een onbloedig offer: "Wij
weten, dat Christus, nu Hij uit de doden is
opgewekt, niet meer sterft: de dood voert geen
heerschappij meer over Hem" (Rom. 6:9).
* Aan
het kruis werd het offer slechts één keer en op één
plaats opgedragen voor de hele mensheid, maar het
onbloedig offer wordt voortdurend opgedragen, op
elke plaats op aarde, en alleen voor hen die het in
geloof ontvangen.
DE
BEDIENAAR VAN DIT SACRAMENT
Onze
Heer gaf het bedienen van dit sacrament aan de
apostelen toen Hij hun zei: "DOET DIT TOT MIJN
GEDACHTENIS" (Luc. 22:19). en de
apostelen gaven dit dienstwerk aan hun opvolgers,
de bisschoppen, door. Maar omdat het christendom
zich spoedig verspreidde, konden de
bisschoppen niet naar alle steden en dorpen gaan om
de eucharistie te vieren. Daarom gaven zij aan de
priesters deze taak. De diakenen kunnen alleen de
bisschoppen en priesters helpen. Het is de leken
streng verboden te celebreren.
WIE
HEEFT HET RECHT OM DE HEILIGE COMMUNIE TE ONTVANGEN
A.
Alle gedoopten in onze kerk hebben het recht het te
ontvangen.
B. In
voorafgaande eeuwen was het de gewoonte dat alle
gelovigen elke week ter communie gingen, gedachtig
aan de woorden van de Heer: "Tenzij gij het vlees
van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt,
hebt gij geen leven in uzelf. Wie mijn vlees eet en
mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem" (Joh.
6: 53,56).
Daarom is het essentieel dat iedere christen van
tijd tot tijd ter communie gaat, tenminste een, twee
of drie maal per jaar, zo niet elke week. Maar
alvorens de communie te ontvangen moet de gelovige
zich van tevoren voorbereiden.
C.
"Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het
brood en drinke uit de beker. Want wie eet en
drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als
hij het lichaam niet onderscheidt" (1 Kor.
11:28-29).
D. En
daar onmondige kinderen het doopsel mogen ontvangen,
hoort men ook toe te staan dat zij de heilige
communie ontvangen, om hen dit geestelijk voedsel
niet te onthouden.
E. En
wij ontvangen zowel het lichaam als het bloed, omdat
onze Heer het zo deed. Toen de Heer Zijn leerlingen
de heilige communie gaf, gaf Hij hun zowel het
lichaam als het bloed. Toen Hij de beker gaf, zei
Hij dat wij allen hieruit moesten drinken:
"Drinkt allen daaruit" (Mt.
26:27).
*
Telkens wanneer de communie ter sprake komt in de
Bijbel, worden zowel het lichaam als het bloed
genoemd. Alle kerkvaders zeiden dat vanaf de eerste
eeuw zowel het lichaam als het bloed aan de
gelovigen werden gegeven.
F.
Wanneer het vlees wordt verdeeld en aan de gelovigen
gegeven wordt, geloven wij dat elk deel daarvan,
zelfs het kleinste deeltje het volmaakte lichaam van
de Heer is; en hetzelfde geldt voor het bloed. Wij
geloven ook dat zodra het brood en de wijn veranderd
worden, zij vlees en bloed blijven totdat zij
volledig genuttigd zijn. Daarom laten wij niets over
van het brood en de wijn. Ze worden in
iedere eucharistieviering volledig genuttigd.